
De financiële waarde van een asset aan het einde van de looptijd van het contract noem je de restwaarde. Deze kan op diverse manieren worden bepaald – je kunt bijvoorbeeld de boekwaarde nemen, of de vervangingswaarde. Bij een circulair project let je vooral op de extra kwaliteit of levensduur die is toegevoegd aan een asset, ten opzichte van de inschatting in het assetmanagementplan. Gaat de asset langer mee, dan houdt deze ook langer waarde.
Om ervoor te zorgen dat de aannemer zich (mede-)verantwoordelijk voelt voor die levensduur en waarde en daar ook naar handelt, kun je hem daarvoor belonen. Bijvoorbeeld door:
Met deze bouwsteen breng je de businesscase van de aannemer in lijn met je eigen belang: de asset zo lang mogelijk blijven gebruiken. Door de aannemer te belonen voor de restwaarde aan het eind van een contract stimuleer je hem om de levensduur van de assets die hij in beheer heeft maximaal te benutten. Het wordt daardoor interessant om technische maatregelen toe te passen die de levensduur verlengen, het aantal onderhoudsmomenten verlagen en daarmee materiaal en CO2-uitstoot besparen.
Andere voordelen zijn:
- lagere kosten over de hele levensduur
- minder hinder door onderhoud
- minder druk op de schaarse capaciteit
In het onderstaande rapporten lees je hoe het toepassen van deze bouwsteen leidt tot positieve resultaten in het A6 project en welke contractteksten zijn gebruikt voor het project in Amersfoort.
Kijk eerst naar de lange termijn: zet het onderhoud uit over een langjarige periode, bijvoorbeeld 50 jaar. Vervolgens reken je de periodevergoeding uit. Waarschijnlijk wil je als opdrachtgever en opdrachtnemer niet per se 50 jaar aan elkaar vastzitten. Je kunt dan een kortere contractuele looptijd kiezen en afspreken dat je aan het einde van die looptijd de restwaarde bepaalt, waarna er over en weer geen verplichtingen meer openstaan.
In het vervangingsproject in Amersfoort moeten de gemeente en opdrachtnemer Dura Vermeer de actuele restwaarde nog met elkaar bepalen. De partijen hebben al wel vooraf afgesproken dat de afwijking in de restwaarde een maximale plus of min heeft.
Zes maanden voor de einddatum van het contract verifiëren de partijen de restwaarde, op basis van de ontwerpuitgangspunten en de onderhoudsbegroting. De projectleider van de opdrachtgever en die van de opdrachtnemer bepalen beiden, onafhankelijk van elkaar, een restwaarde en bespreken deze vervolgens met elkaar.
Het voelt wellicht te risicovol om in één project te werken met restwaardebepaling. Maar als je het toepast op het hele projectenportfolio en je meerjarenbeheercontracten, dan houden de meevallers en tegenvallers elkaar meer in evenwicht. Daarmee worden de risico’s dragelijk.